Een paar jaar geleden zat ik met Jan in de bioscoop Alles Is Liefde te kijken.
Terwijl wij daar in die bioscoop zaten overleed de vader van twee kleine mannekes van het kinderdagverblijf in het ziekenhuis. Pas een paar dagen daarvoor had hij te horen gekregen dat hij kanker had, ongeneeslijk. Binnen een paar dagen was hij dood.
Ik heb daarna altijd aan hem moeten denken als ik dat nummer van Blöf hoorde.
Jan heeft nu drie 24uurs verpleegsters rondom zijn bed, de meiden zijn vanaf het weekend niet meer weg geweest. En dat is heel fijn. Hun maatjes hebben voor hen kleding en spullen opgehaald en hier gebracht, zodat ze niet meer weg hoeven. Ze zijn super, alle vier. De ene schoonzoon nam zelfs een middag vrij om op en neer naar Utrecht te rijden en de andere reed naar de Tilburgse thuiszorgwinkel en veegde ook nog even gauw mijn oprit sneeuwvrij. De mannen gaan gewoon naar hun werk en komen af en toe hier, we kunnen moeilijk met z’n allen hier op de bank gaan zitten.
Nienke en Annelijn doen alles voor ons, boodschappen, koken, de was, stofzuigen, naar de apotheek, telefoontjes plegen om dingen te regelen. Hun standaardzin is: ga jij maar naast papa zitten mam, dat doen wij wel.
Heel veel mensen bieden ons aan om te helpen, maar ze krijgen geen kans, die twee meiden doen gewoon alles zelf, met liefde.
Het was vandaag een hectische dag, de huisarts kwam en we hebben met haar het hele assortiment medicijnen weer eens doorgenomen. Er komt een moment dat Jan niet meer goed kan slikken en daarom is er zovast een morfinepomp geregeld, zodat dat automatisch toegediend wordt. De medicijnen voor Jan z’n hart geven we nog zolang dat mogelijk is, als hij geen tabletten meer kan innemen houdt dat gewoon op. Voor die pomp moesten er ook wat telefoontjes gepleegd worden en er kwam iemand van een speciaal thuiszorgteam. Ze sloot de boel aan, gaf de nodige uitleg, en schaamde zich kapot omdat ze vanwege de inspectie een stapel formulieren moest invullen, wat bijna net zo lang duurde als het installeren van die pomp zelf. We moesten ook nog wel even lachen, want ze had een geweldige ringtoon: ineens klonk er uit de zak van haar verpleegstersjas: Zuster??? Zuster???
Toen ze bijna vertrok vroeg ze of we nog vragen hadden, komt er vanuit dat bed een stem: nee hoor. Wij dachten dat hij de hele middag al sliep, maar meneer bleek ook maar eens goed meegeluisterd te hebben. Terwijl er toch ook heel veel langs hem heen gaat. (Zondagavond doet hij z’n ogen open, kijkt eens rond en zegt tegen de meiden die er zo ongeveer de hele dag al zijn: Hé, zijn jullie er ook….)
De meiden zijn vandaag naar de apotheek gewandeld, zodat ze ook nog even lekker buiten waren. Ze hebben ook geregeld dat er nog wat meer hulpmiddelen van de thuiszorg gekomen zijn, en een behulpzame medewerkster kwam de boel zelf brengen en uitleg geven. Bij ieder nieuw medicijn, hulpmiddel of handeling luisteren en kijken de meiden met mij mee naar de uitleg, dat is fijn, want het wordt alleen maar meer en de medicijnen veranderen per dag. Zes oren horen meer dan twee. (plus twee onder het dekbed)
Intussen gaat de telefoon regelmatig en we proberen die zo snel mogelijk op te nemen en naar de gang te gaan. We proberen voor Jan zoveel mogelijk rust te creëren, de zonwering is dicht, de tv gaat niet aan en wij fluisteren de hele dag. Vandaar dat het bezoek sterk beperkt is. We laten bijna niemand meer toe. Jan heeft heel veel moeite met praten en slaapt bijna alleen nog maar. Zijn voedselvoorraad van vandaag bestond uit welgeteld twee druiven. Drinken doet hij minimaal. Hij hoeft niet meer en heeft er ook geen energie meer voor.
En bovendien gaat de deurbel toch al vaak genoeg. Vanaf vandaag komt er iedere dag een van onze twee huisartsen, een medewerkster van de thuiszorg én een van het speciale team om de morfinepomp te controleren.
We krijgen lieve kaarten, mailtjes, en smsjes. Een deel blijft onbeantwoord. Onze prioriteiten liggen bij Jan en het hele medische circus dat om hem heen draait.
Alles is liefde, en we hopen dat Jan dat nog meekrijgt.